Of uw klant of leverancier binnenkort op de fles gaat, is moeilijk exact te voorspellen. Al zijn er wel belangrijke knipperlichten die u beter niet negeert.
Nu de economie het iets beter doet, daalt het aantal faillissementen in ons land. In 2015 waren er nog 10.300, bijna 1 procent van de Belgische ondernemingen. In de cijfers van de federale overheidsdienst Economie zien we al 2 jaar een dalende trend en die zet ook dit jaar door. In de eerste 6 maanden van 2016 telde Pascal Flisch, analist van Roularta Business Information, iets minder dan 5000 faillissementen, een daling met 10% in vergelijking met het jaar voordien.
Voor sommige knipperlichten moet je een beroep doen op de gespecialiseerde data van handelsinformatiekantoren, andere signalen kun je zelf oppikken in dataplatformen, zoals de Balanscentrale van de Nationale Bank of de Kruispuntbank van ondernemingen.
Verrassende cijfers
Een belangrijk knipperlicht is wanneer een bedrijf opduikt in incassodossiers. “Wij hebben partnerships met verschillende incassokantoren. Zij voeden onze database met hun dossiers. Zo hebben we een zicht op 566.000 incassodossiers van maximaal 2 jaar oud. Als we de gefailleerde ondernemingen van 2015 screenen, zien we dat 51% van de failliete ondernemingen in de laatste twee jaar een incassodossier heeft lopen”. Gevoelige sectoren voor slechte betalers zijn de klein- en groothandel, de horeca en de bouwsector. Een tweede signaal zijn de dagvaardingen door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), Fondsen voor bestaanszekerheid en sociale kassen. Die informatie is te raadplegen bij de arbeidsrechtbanken of via de kredietrapporten van handelsinformatiekantoren. 31 procent van de gefailleerde ondernemingen ontving minimaal één dagvaarding in het jaar voor hun faillissement”.
Ook het laattijdig of niet publiceren van de balans is een veeg teken. Op een totale populatie van 1,2 miljoen ondernemingen moeten 410.000 bedrijven hun jaarrekeningen publiceren. Bedrijven die acht maanden na de sluiting van het boekjaar nog niet publiceren, zijn te laat. Van de 10.300 faillissementen in 2015 moesten er 7.314 publiceren. Een jaar na sluiting van het laatste boekjaar waren 6.118 bedrijven in gebreke gebleven, dat is 84 procent. Het niet of laattijdig publiceren van de balans is zeker en vast relevant
Een knipperlicht dat meer en meer bekend wordt, is de WCO-procedure (Wet Continuïteit Ondernemingen). “609 ondernemingen hebben een WCO-procedure opgestart in de 24 maanden voor hun faillissement. Je moet ook weten dat twee op de drie bedrijven die dat doen, uiteindelijk failliet gaan. Een WCO is voor die bedrijven een laatste kans om te overleven”, zegt Flisch. “Maar het blijft moeilijk. Bedrijven doen doorgaans te laat een beroep op de WCO, al lukt het voor een derde wel.”
Duik eens in de balans
Veelzeggende indicatoren die iedereen kan terugvinden in de balansen en berekenen, zijn de solvabiliteit, de liquiditeit en de kasstroom van het laatste boekjaar. Solvabiliteit is de moeder van alle ratio’s. Het is de verhouding tussen het eigen vermogen en het balanstotaal. In 2015 vonden we 54.000 bedrijven met een negatieve solvabiliteit, 13 procent van het totaal. Die zijn virtueel failliet. In de databanken vindt men nog eens 50.000 ondernemingen die zwak scoren in solvabiliteit, met een ratio tussen 0 en 15 procent. Ook dat zijn ondernemingen die te zwak zijn om krediet te verdienen. Van de gefailleerde ondernemingen in 2015 heeft 73 procent een solvabiliteitsratio die kleiner is dan 15 procent.
Voor de algemene liquiditeit kun je kijken naar de current ratio. Die geeft aan of er aan de kant van de activa op korte termijn voldoende middelen zijn om de schulden op korte termijn terug te betalen. Als die ratio kleiner is dan 100 zit je met een probleem. Van de 410.000 ondernemingen die moeten publiceren, zijn er 140.000 in die situatie. Als we naar de gefailleerden kijken, gaat het om 68 procent. Hetzelfde verhaal voor de cashflow, de capaciteit om toegevoegde waarde te creëren. In 63 procent van de faillissementen had de onderneming volgens haar laatste balans een negatieve cashflow. Mijn advies aan bedrijven is: screen je zakenpartners. Geef hun geen krediet als ze in de gevarenzone zitten. Dat is spelen met je financiële gezondheid!
Bedrijven zijn veel te naïef op het gebied van betalingstermijnen. Het is niet voldoende dat je beschikt over financiële informatie van je zakenpartner. Je moet ook iets doen met die kennis. De kosten van een klant die niet of niet op tijd betaalt, kunnen hoog oplopen. Vanwege de concurrentie durven veel kmo’s geen contante betaling te eisen. Maar als je knipperlichten ziet, dan moet je dat wel durven te doen. Je moet assertief zijn, dat is zakendoen. Want als het niet goed gaat met je klant of leverancier, heb jij ook een probleem.
Je ziet veel ondernemingen, vooral eenmanszaken en zelfstandigen, die al tevreden zijn als ze omzet kunnen boeken. 85 procent van de ondernemingen wordt beheerd op het ritme van de bankrekening. Betalingen opvolgen en klanten opbellen die niet op tijd betalen, wordt te weinig systematisch gedaan. Het zijn uitzonderingen die een klant op voorhand screenen en contante betaling eisen. Er wordt met klanten en leveranciers genetwerkt, maar analyses gebeuren niet. Ondernemers zijn zich nauwelijks bewust van het feit dat betalingstermijnen een risico op zich zijn. Je speelt bankier voor je klant en aan het einde van de rit kost dat marge.
Cfr. Kurt De Cat