In het Wetboek van Koophandel was al opgenomen dat een aanvaarde factuur kon dienen om een aankoop te bewijzen en bij de hervorming van het ondernemingsrecht werd die regel naar alle types contracten uitgebreid, zodat een factuur die niet tijdig werd betwist ook kan dienen als bewijs voor bijvoorbeeld het bestaan van een dienstencontract.
De tekst in Boek 8 (Bewijs) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, die in extremis werd goedgekeurd, gaat nog verder. Daarin staat immers dat behoudens tegenbewijs een door een onderneming aanvaarde of niet binnen een redelijke termijn betwiste factuur bewijs oplevert van de aangevoerde rechtshandeling.
Een factuur die niet werd betwist door een persoon die geen onderneming is, kan echter niet als aanvaard worden beschouwd en maakt eenvoudigweg een feitelijk vermoeden uit.