Studies voorspelden het, en het wordt nu ook realiteit: de coronacrisis is een liquiditeitscrisis geworden. Voor de ondernemingen die in die stroomversnelling terechtkomen, is dat een nachtmerrie. Hun facturen worden later of zelfs niet betaald. Maar de onderneming moet wel tijdig aan haar eigen financiële verplichtingen voldoen. Als ze niet op tijd kan betalen, is een onderneming failliet of flirt ze minstens met dat statuut. De bedrijfseconomische death row dus. Het valt voor een onderneming met beginnende moeilijkheden niet mee die weg te vermijden. Het kleinste zetje of de geringste financiële tegenslag volstaat om zo’n kwetsbaar bedrijf kopje-onder te duwen.
In deze tijden hebben we er alle belang bij dat ondernemingen financieel gezond blijven. De overheid begrijpt dat en neemt maatregelen. Maar tegelijk vormt de btw-wetgeving een financiële strop voor de onderneming die moeite heeft het hoofd boven water te houden. Of de facturen nu betaald zijn of niet, de onderneming moet er wel de btw op afdragen bij de eerstvolgende btw-aangifte. In een liquiditeitscrisis moet het niet verbazen dat ondernemingen er niet altijd in slagen vijftien dagen na de btw-aangifte te betalen.
“De btw-wetgeving vormt een financiële strop voor de onderneming die al moeite heeft het hoofd boven water te houden.”
Een argument zou kunnen zijn dat het niet aan de fiscale wetgever is om een onderneming te redden. Dat klopt, maar we kunnen met dezelfde stelligheid ook zeggen dat het de fiscus niet toekomt een onderneming de molensteen om de nek te binden. Dat is nochtans wat de btw-wetgeving doet. Als een onderneming de verschuldigde btw niet op tijd kan betalen, wordt ze dubbel gestraft. Op de laattijdige betaling staat een boete van 15 procent. En alsof dat nog niet genoeg is, worden ook nog eens 9,6 procent nalatigheidsintresten aangerekend.
Dergelijke sancties zijn al bijzonder zwaar in normale tijden. In die wetenschap kunnen we niet anders dan die maatregelen in tijden van liquiditeitscrisis als crimineel bestempelen. Het laat zich raden dat ondernemingen zich bij bosjes zullen aanbieden om een kwijtschelding van de boetes en de nalatigheidsintresten te bekomen. Dat is niet geheel onmogelijk, maar de btw-administratie stelt zich bijzonder streng op. Dat was tijdens de kredietcrisis van 2008 niet anders. Ook toen vormden de boetes en de intresten voor heel wat ondernemingen een eerste stap in de richting van het faillissement.
Nochtans kan het anders. Een eenvoudige vergelijking met onze noorderburen volstaat. Nederland legt geen boete op voor het niet tijdig betalen van de btw. Er zijn wel nalatigheidsintresten verschuldigd. In normale tijden is het tarief in Nederland 4 procent, een pak minder dan de 9,6 procent in België. Bovendien hebben de rationele Nederlanders dat tarief nu laten zakken naar 0,01 procent, wegens de coronacrisis. Het contrast met België kan moeilijk groter zijn. En dan hebben we het nog niet gehad over de bijzondere aansprakelijkheidsmechanismen, waarover de Belgische fiscus beschikt. Bij ons worden de bedrijfsleiders ook nog eens bedreigd met hoofdelijke aansprakelijkheid voor de niet-betaling van de btw. Veel fiscalisten en accountants vragen zich dan ook terecht af waar we eigenlijk mee bezig zijn in ons land.
Jan Tuerlinckx